Aflevering 11, Sonia: ‘Als je stapelverliefd bent, en iemand houdt opeens op met bestaan, dan is jouw liefde niet opeens weg.’

Dit transcript is gemaakt door Celine Haring

L: Tijdens mijn studententijd was er een ochtend dat er nieuws door de stad gonsde waar iedereen direct stil van werd. Er was een auto-ongeluk gebeurd en twee van de inzittenden waren overleden. Eén van die inzittenden was de vriend van Sonia Lievaart. Sonia is weer de beste vriendin van mijn vriendin. We kennen elkaar dus al heel lang. We lopen zeker niet de deur bij elkaar plat, maar ik herinner me dat moment nog als de dag van gister. Ik herinner me ook nog dat iedereen in shock was. Ik ga vandaag met Son praten. Ik fiets naar haar toe om het over Alexander te hebben, zo heette hij, het rouwen dat volgde en hoe je in godsnaam verdergaat na zo’n in alle opzichten oneerlijk einde van de jongen waar je dacht oud mee te worden. Son heeft de afgelopen zeven jaar in Londen gewoond, is net terug in Amsterdam, woont samen met haar vriend in een superleuk huis. Het stormt echt enorm vandaag trouwens, maar ik ga toch de rukwinden trotseren en op de fiets naar haar toe.

*Stadsgeluiden, voetstappen op straat*

L: Goedemiddag!

S: Lies! Kom binnen! Hallo hallo! Je hebt wel het meest gure weertje uitgekozen.

L: Ik heb ook onderschat hoe ver het is.

S: Wil je een theetje of een koffietje?

L: Ik wil wel thee, lekker.

S: Wil je het met iets erin?

L: Nee.

S: Hoe is het met jou?

L: Ja, wel goed eigenlijk!

*Start gesprek*

S: Hij was lid van een studentenvereniging en zou naar een feest gaan. Een jaarlijkse bijeenkomst in Wageningen. Hij twijfelde tot het allerlaatste moment of hij wel zou gaan, hij wilde eigenlijk niet, maar het was allemaal heel goed geregeld. Zijn vrienden hadden zelfs een chauffeur geregeld. Nou, iedereen had er zin in. Ik weet nog dat we de dag van tevoren samen hebben gestudeerd in de bieb van de universiteit van Amsterdam. Elkaar een kus gegeven, afscheid genomen. Dat was eigenlijk de laatste keer dat ik hem zag. Hij is toen naar dat feest gegaan, heeft een hele mooie avond meegemaakt. Terwijl ze terugreden hebben ze de auto op de snelweg langs de kant gezet omdat één van de meisjes zich niet lekker voelde. Allemaal veilig, brede snelweg, brede vluchtstrook, knipperlichten aan. Toen is hij samen met iemand anders uitgestapt. Toen is er een bestuurder in slaap gevallen achter het stuur en blijkbaar – hoorde ik later – ga je dan automatisch het licht achterna. Die is op ze ingereden, waardoor het voor Alexander en een andere jongen einde verhaal was. Ik lag op dat moment in mijn bed, in Amsterdam, in mijn studentenhuis. Ik werd heel vroeg ’s ochtends, of in ieder geval voor studenten heel vroeg ’s ochtends, uit mijn bed gehaald. Er stonden twee politieagenten voor de deur, die vroegen naar mij. Mijn huisgenootjes deden open en nou ja, dan weet je eigenlijk meteen dat het foute boel is. Ze zeiden: ‘Mevrouw Lievaart, gaat u even zitten want we moeten u wat vertellen.’ Dat is natuurlijk allemaal protocol. Toen heb ik het gewoon uit ze getrokken in die deuropening. ‘Zeg het me, zeg het me. Is het mijn vader? Is het mijn moeder?’ Ja, toen spraken ze de pijnlijke woorden ‘uw vriend, Alexander Gorkovoi, is overleden tijdens een auto-ongeluk’ uit.

L: Jeetje.

S: Ja. Komt nog steeds hard binnen.

L: Ja, dat snap ik. Wat doe je dan?

S: Ja, echt heel surrealistisch natuurlijk, zo’n moment. Ik begon gewoon heel hard te schreeuwen: ‘Nee, nee, het is niet waar, het is niet waar!’ Natuurlijk meteen huilen, een soort hysterie. Toen zeiden ze: ‘Hij is in het ziekenhuis, dus we kunnen u naar hem toe brengen. Dan kunt u hem zien.’ Dat is iets zo bizars van het menselijk brein, dat je denkt: ziekenhuis, je kunt hem zien. Er is hoop, let’s go. Dus natuurlijk meteen spullen gepakt en toen hebben die twee agenten mij naar het ziekenhuis gebracht. Mijn huisgenootjes gingen mee. Ja, dan kom je in een soort hele surrealistische film terecht. Ik weet nog heel goed dat we de stad uitreden en dacht: oh op dat bankje hebben we gisteren nog gezeten. Of: in dat restaurantje hebben we vorige week nog gegeten. Daar hebben we nog een broodje gehaald, hier fietsten we altijd. Toen kwamen we aan in het ziekenhuis. Eigenlijk wisten we nog niet echt van de ernst van de situatie af, of wie er nog meer bij betrokken waren. Wat er eigenlijk precies was gebeurd. Langzaam druppelden steeds meer mensen binnen en werd het steeds duidelijker. Zijn ouders zijn tegelijkertijd opgehaald, zijn broertje en zusje en ook de nabestaanden van het andere slachtoffers. Ja, dan wordt steeds meer duidelijk wat er is gebeurd. Maar zeker aan het begin blijft het iets zo ongrijpbaars en onwerkelijks. Je kunt iemand nog ongeveer voelen of ruiken of aanraken, bijna. Te horen te krijgen dat iemand er niet meer is, is op dat moment heel onwerkelijk.

L: Ja… Heb je hem gezien?

S: Ja. We kregen toen te horen wat er was gebeurd en dat de slachtoffers in het ziekenhuis waren. Dat de artsen bezig waren met ze er letterlijk bij te lappen. Dat ging wel even duren, zeiden ze. Het was vroeg in de ochtend en ze zeiden dat het wel tot 15:00 ’s middags kon gaan duren. Toen zijn we naar het studentenhuis gegaan waar hij lid van was. Dat was ook heel bijzonder, alle jongens waren samengekomen met een jasje en dasje, kaarsen en foto’s, gebogen kopjes. Allemaal bijeen, heel bijzonder was dat samenzijn. Toen zijn we teruggegaan naar het ziekenhuis, waar we konden schouwen. Of eigenlijk: waar we moesten schouwen, want je moet iemand officieel identificeren. Ja, het gekke is dat nu ik er over nadenk ik toen nog steeds de hoop had van: misschien is het hem niet. Weet je wel? Je blijft je zo vastklampen aan ieder klein beetje hoop, wat er eigenlijk misschien al niet was. Maar ja, dat is iets heel menselijks natuurlijk. En dat schouwen heb ik gelukkig niet hele levendige herinneringen aan. Tenminste, als ik aan Alexander denk dan komt dit beeld nooit in mij op. Ik weet nog wel dat ik hem heel onherkenbaar vond. Ik ging meteen met zijn moeder op zoek naar een bepaalde moedervlek die op zijn buik zat. Ja, die zat er nog steeds. Ik weet nog wel heel goed dat, toen ik hem zag, ik een soort bevestiging kreeg van iets wat ik al langere tijd geloofde of voelde. Dat er wel een onderscheid is tussen lichaam en geest, of lichaam en ziel, noem het hoe je wil. Ik zag duidelijk dat hij er niet meer was. Het was zijn lichaam, zijn omhulsel. Maar Alexander zelf was weg.

L: Had je toen een idee of een gevoel van waar hij dan was?

S: Niet meteen, maar ik vind het gevoelsmatig erg moeilijk om te geloven dat wanneer iemands lichaam ermee ophoudt al het andere, de liefde, kennis, passie, ervaringen, ook patsboem in het niks opgaan. Ik vind het een fijne gedachte om te denken dat die energie – sommige mensen noemen het een ziel, noem het hoe je wil – dat dat ergens inderdaad naartoe moet gaan. Misschien nemen we daar allemaal een stukje van over, of misschien gaat dat naar een betere plek, I don’t know. Dus aan het begin wil je zo graag gewoon contact maken. Ik weet nog dat ik zo vaak op het randje van mijn bed heb gezeten: give me a sign. Dat is helaas tot op de dag van vandaag niet op zo’n duidelijke manier gebeurd. Ik weet niet of je het zo letterlijk moet zien dat die energie ergens naartoe verhuisd. Ik denk dat we allemaal daar een klein beetje van overnemen.

L: Ja. Wat gebeurt er in de dagen erna?

S: Je gaat aan het begin heel erg in regelmodus. Dat zal voor de meeste mensen die iemand verliezen wel herkenbaar zijn. Opeens moet er inderdaad een begrafenis komen, moet je toch wel een grote beslissing maken. Over bijna irrationele dingen na gaan denken. Dingen als begraven of cremeren, wel zelf opbaren of aankleden of niet, wat voor kist, dat soort dingen. Ik ben heel close met zijn ouders en broertje en zusje. Ik vond het heel fijn dat we echt samen dat hele proces hebben meegemaakt. Hij is inderdaad begraven, een hele mooie dienst geweest in de Kloosterkerk in Den Haag, waar heel veel mensen op af zijn gekomen. Ik geloof zo’n acht- of negenhonderd man. Ja, dat was heel indrukwekkend. Heel veel jongeren ook. Hij had een groot netwerk, maar ik denk ook dat veel mensen in Amsterdam echt in shock waren. Dat zoiets kan gebeuren, iets waarvan je denkt: dat overkomt mij niet. Het kan je broer zijn, het kan je vriend zijn, het kan je jaargenoot zijn. That’s life. Ja, ik denk dat het bij veel mensen gewoon resoneerde. Het was ontzettend mooi en dierbaar om op zo’n eigenlijk positieve manier afscheid te nemen en zijn leven te gedenken of vieren.

L: Heb jij iets gezegd op de begrafenis?

S: Ja. Ja, ik heb toen hij net was overleden besloten hem iedere dag een brief te schrijven om te vertellen hoe ik de dagen doorkwam. Toen heb ik besloten om de eerste brief die ik had geschreven op de begrafenis aan iedereen voor te lezen. Ik heb die brief zelf in zijn handen gevouwen met een grote pluk haar van mezelf erbij, zodat ons DNA voor altijd verbonden zou zijn. Ik heb dat in zijn handen gedaan, dat was wel heel bijzonder.

L: Het was natuurlijk een ongeluk, en er waren ook andere mensen bij betrokken, hoe verhoud je je dan tot die andere mensen?

S: Er waren twee jongens overleden, drie hebben het overleefd, waaronder de bestuurder. Een andere jongen die in de auto zat is eigenlijk meteen in coma geraakt. Hij heeft nog een hele poos in coma gelegen. Hij is godzijdank op een gegeven moment wakker geworden, maar kon zich niks herinneren van het ongeluk of de aanloop daarnaartoe. Dan was er nog het meisje dat buiten de auto stond, zij heeft het ook overleefd. Ja, ik moet zeggen, aan het begin – misschien zal dit voor sommige mensen herkenbaar zijn – als iemand overlijd, dan leef je heel erg in het verleden. Je wil het liefst eigenlijk je zo goed mogelijk vastklampen aan die persoon en iedere herinnering samen ophalen. Je leeft meer – of ik althans – met een blik terug. Aan het begin is dat natuurlijk heel fijn, want zo voelt de persoon die je achterlaat eigenlijk heel dichtbij. Samen probeer je hem dan zo goed mogelijk te reconstrueren, aan de hand van andermans herinneringen. Maar ik merkte op een gegeven moment wel dat de nabestaanden die het hadden overleefd hun blik meer vooruit hadden. Die wilden natuurlijk dit vreselijke voorgeval vergeten, loslaten en doorgaan. Wat ook heel begrijpelijk is natuurlijk. Ja, dat is interessant, hoe je er allebei anders instaat. Wat dat betreft ook met rouwen leer je heel snel dat wat voor jou werkt of voor jou goed voelt niet voor de ander hoeft te werken en dat je dat ook moet respecteren.

L: Ja… Ben je boos geweest?

S: Boos… Ja. Nou, boos, misschien meer gefrustreerd. Van: waarom hij, van alle mensen? Wat nou als? Dat zijn natuurlijk allemaal vragen die in je opkomen, zeker als iemand zonder aankondiging en zonder afscheid uit je leven wordt gerukt en ophoudt te bestaan. Want op de een of andere manier blijf je met zoveel vragen achter. Maar ik leerde al snel dat je daar eigenlijk niet zoveel aan hebt, omdat je op al die vragen eigenlijk nooit een antwoord zult krijgen. Ik heb gelukkig op een meer positieve manier proberen te rouwen en erbij stil te staan.

L: En ben je bezig geweest met de bestuurder van het ongeluk?

S: De bestuurder die het ongeluk heeft veroorzaakt? Nee… Nee. Ik heb me eigenlijk nooit met hem beziggehouden. Ik wil ook eerlijk gezegd daar liever geen beeld of geen naam bij. Ik zie het liever als het anonieme kwaad, of een noodlottig ongeval. Want ik besefte al snel dat, ja wat ik net zei, dat je met een negatieve manier van rouwen niks opschiet. Ik heb me liever willen focussen op een positieve manier Alexander te proberen te gedenken en proberen verder te gaan.

L: Ja. Wat is rouwen volgens jou?

S: Rouwen? Rouwen is voor mij accepteren. Accepteren dat iemand er niet meer is. Het hele proces eigenlijk wat daarbij komt kijken. De woede, de frustratie, het verdriet, fysieke pijn. Maar op een gegeven moment toch ook wel acceptatie. Ik denk dat je nooit bent uitgerouwd, ik denk dat je voor de rest van je leven zult blijven rouwen. Maar ik denk dat rouwen op een gegeven moment een andere kleur krijgt. Althans, zo heb ik het ervaren.

L: Ja, dat denk ik ook wel. Het verdriet gaat niet weg, maar je kunt er wel steeds beter mee omgaan.

S: Hmmhmm.

L: Ja.

S: Zeker, maar je leert er mee te leven. Het wordt een onderdeel van jou. Veel mensen vergelijken het met een wond, een litteken, waar je ook nooit vanaf komt. Maar je zult voor de rest van je leven terug kunnen gaan naar dat gevoel. Hoe je je toen voelde op het moment dat het gebeurde, of dat die persoon het leven verliet.

L: En hoe manifesteerde de rouw zich bij jou? Hoe ging dat, die eerste tijd?

S: De eerste tijd… Ehm…

L: Het was natuurlijk ook: je was super jong. We zaten vol in onze studententijd.

S: Ja, 23.

L: Ja, de tijd om veel dronken te zijn en domme dingen te doen.

S: Haha, ja.

L: En dan zit je opeens met deze gigantische levensgebeurtenis, die nooit goed uitkomt, maar nu wel heel haaks staat op de levensfase waar je eigenlijk in zit.

S: Ja, klopt. Nou, het was eigenlijk heel bijzonder. Hij had een hele grote vriendengroep. Het huis van de ouders, waar ik nog steeds heel close mee ben, dat veranderde al heel snel tot een soort bedevaartsoort, waar iedere dag allerlei mensen over de vloer kwamen. Dat was een hele bijzondere tijd, als ik daar op terugkijk. We hebben heel veel samen gelachen, samen gehuild. Veel gedronken, hahaha. En ja, dat was bijzonder om dat op die manier eigenlijk te kunnen doen. Ik ben heel blij dat ik van het begin af aan geen grote donkere deken over mijn hoofd heb willen doen, wat ook heel begrijpelijk en normaal was geweest hoor. Maar ik had heel sterk het gevoel dat ik wilde leven voor twee en het leven bij de ballen wilde grijpen en door wilde gaan. En niet bij de pakken neer gaan zitten.

L: En ik las in dat prachtige verhaal dat in Parool is verschenen een jaar later dat je elk weekend naar zijn ouders ging ook. Hoe lang heb je dat gedaan?

S: Ja, dat heb ik echt nog lang gedaan. Heel fijn, nog steeds heel close met zijn ouders en broertje en zusje. Samen hebben we hem zeker, de eerste fase, echt hand in hand doorlopen. Dus ik kwam daar heel regelmatig, ieder weekend. Dan sliep ik ook in Alexander zijn kamer, waar al zijn spulletjes nog stonden en hij inderdaad weer even heel dichtbij voelde. Aan het begin was dat heel fijn, een soort warme deken aan herinneringen. Hetzelfde met Amsterdam, waar ik nog woonde. Je hebt natuurlijk overal wel een herinnering, overal ben je in de vijf jaar dat je samen bent geweest wel een keer geweest of heb je gegeten of gewandeld of noem maar op.

L: Maar ik vind het best knap als je ook op zijn kamer gaat liggen, dan kijk je het verdriet wel echt vol in de bek.

S: Dat is ook iets wat ik best wel snel heb beseft, dat het beter is om jezelf inderdaad te confronteren met het grote verdriet en verlies, in plaats van het weg te stoppen. Anders haalt het je toch wel in op het moment dat jij het zwakst bent. Alleen het is natuurlijk aan het begin iets heel onwerkelijks. Dat moet gewoon beetje bij beetje bij beetje binnensijpelen. De eerste anderhalf jaar vond ik het nog heel fijn om hem zo dichtbij te hebben en mezelf met alle warme herinneringen te omringen. Op een gegeven moment werd die warme deken, zoals ik die net noemde, heel confronterend en werd het juist als een grote confrontatie van wat ik moest missen. Dat begon op een gegeven moment gewoon heel veel pijn te doen. En ook ben ik denk ik door veel mensen om me heen, helemaal niet verkeerd bedoeld hoor, in een soort rol beland als ‘de vriendin van’. Wat ik natuurlijk altijd op een bepaalde manier zal blijven. Dat is ook helemaal okay. Maar op een gegeven moment wilde ik daar ook wel van loskomen. Wilde ik niet meer worden gezien om wat ik heb meegemaakt, maar om wie ik ben. En dat was voor mij eigenlijk het moment dat ik heb besloten om naar Londen te gaan.

L: Ja. En daarvoor zei je ook als mensen vroegen ‘heb je een vriend?’, dan zei je ook: ‘Ja.’

S: Ja, zeker aan mensen die ik minder goed kende. Omdat ik dacht: ja, dat valt nu zo rauw op hun dak.

L: Maar je had ook kunnen zeggen: ‘Nee.’

S: Kijk, je moet je voorstellen, als jij een hele lange relatie hebt gehad en nog steeds stapelverliefd bent op iemand, en die persoon houdt van het ene op het andere moment op met bestaan: jouw gevoelens die zijn daar nog! Dat is iets heel onwerkelijks. Dat gaat niet weg. Sterker nog: je gaat misschien wel steeds meer van iemand houden. Natuurlijk romantiseren, en… Ja. Ik was ook trots om zijn vriendin te zijn. Dat heeft zeker ook allemaal deel uit gemaakt van het proces. En ook heb ik eigenlijk een lange tijd gedacht dat verdergaan gelijk stond aan loslaten. Daarom vind je het fijn om je vast te houden aan alles, en een beetje terug te blikken op het verleden. Dat voelde op dat moment heel goed.

L: En toen inderdaad ging je verhuizen. Hoe was dat dan?

S: Dat voelde eigenlijk vanaf het begin als een hele goede beslissing. Niet als vlucht, meer als nieuw hoofdstuk. Ik ben nooit het verdriet uit de weg gegaan. Ik heb het altijd in de ogen durven aankijken. Maar ik had wel het gevoel dat ik iets voor mezelf moest beginnen, even tijd en ruimte nodig had om het zelf te verwerken zonder dat ik op een bepaalde manier werd aangekeken of in een bepaalde rol vastzat. Ja, vanaf het begin voelde het letterlijk alsof ik door een soort deurtje ging en er een nieuw hoofdstuk begon. Natuurlijk neem je het verdriet met je mee, dat gaat niet weg. Maar ik weet nog zo goed dat ik daar net was aangekomen. Ik was alleen, het was een average grey day in London, en ik liep buiten en hoorde wat vogeltjes fluiten. Er sprongen gewoon tranen in mijn ogen omdat ik me besefte dat ik me voor het eerst in anderhalf jaar weer echt gelukkig voelde. Terwijl er helemaal niks per sé was om je gelukkig over te voelen. Ik besefte eigenlijk toen dat ik dat een hele tijd niet heb gevoeld. Dus dat is een goede beslissing geweest om dat te doen. Ik ben daar gaan studeren en ik weet nog dat ik het de eerste zes maanden eigenlijk aan niemand heb verteld. Niet eens aan mijn klasgenootjes of mensen die ik daar heb leren kennen, omdat het zo fijn was om weer te worden gewaardeerd om wie ik ben en niet om wat ik heb meegemaakt. Natuurlijk zal dat altijd een heel belangrijk onderdeel zijn van mijn leven, en het heeft me zeker gevormd in een bepaalde mate. Maar het definieert me niet.

L: Ik kan het me ook wel voorstellen. Jullie waren jong en er was zo’n groot sociaal netwerk. Je hele leven is één grote sociale toestand als je 23 bent, dus het is moeilijk om daar dan van los te komen als iedereen steeds weet: ‘Oh, daar is Son…’

S: Precies. Dat was ook een dingetje, op een gegeven moment wilde ik weer even uitgaan, of even in de Hoppe stond. Dat mensen dan met hele verdrietige blikken naar me toe kwamen. ‘Oh, ik vind het zo erg!’ Tuurlijk, het is niet zo dat mensen je ergens aan herinneren, want jij neemt het verdriet iedere dag met je mee. Maar ja, je wil ook niet dat ieder moment per sé zo beladen wordt. Of dat mensen je alleen nog maar op die manier zien.

L: Ik zag het toen ook wel gebeuren inderdaad, dat mensen dan of juist niet op je afkwamen omdat ze dat natuurlijk ook ingewikkeld vonden, want wat moet je dan zeggen? Maar als je zegt ‘ik kon alleen nog maar die rol vervullen’ denk ik: ja, dat begrijp ik wel, dat zoiets behoorlijk klemmend is.

S: En je kunt het niemand kwalijk nemen hoor, ik bedoel, het is zo moeilijk om jezelf een houding te geven in zo’n absurd geval, als je zoiets nog nooit hebt meegemaakt. Maar ja, dat voelt inderdaad om die reden gewoon als de juiste beslissing.

L: Dat snap ik! Je zei dat voor je naar Londen ging had je, wat heel begrijpelijk is, dat het voelde als hem achterlaten, loslaten. Londen bleek een bevrijding. Hoe verhouden die twee dingen tot elkaar? Hoe heb je hem toch mee kunnen nemen zonder hem los te laten, maar ook zonder hem jou terug te laten houden?

S: Zoals ik al zei heb ik de eerste anderhalf jaar na het was gebeurd geleefd met de gedachte dat verdergaan gelijk stond aan loslaten. Dus je klemt je vast aan herinneringen en alles wat je nog hebt. Op een gegeven moment naar Londen gegaan en toen beseft van: hey maar wacht eens even, hij is inmiddels deel geworden van mij. En van jou. En van alle nabestaanden die dichtbij hem stonden. Ik neem hem mee, overal, waar ik ook ga. Dat was eigenlijk een hele bevrijdende gedachte, waardoor je voor het eerst echt die blik ook vooruit durft te werpen. Hem toch dichtbij voelt en je toch kunt stilstaan of kunt rouwen om zijn verlies. Maar tegelijkertijd ook een stapje vooruit durft te zetten.

L: Ja, dat zeg je wel mooi. Dat is inderdaad een belangrijk inzicht. Wat doe je met zijn sterfdag? Of zijn verjaardag?

S: Ja, hij is jarig op 12 april en overleden op 7 juni 2012. Terwijl ik dat zeg denk ik: god, dat moet vast voor mensen klinken alsof het heel lang geleden is. Maar gevoelsmatig voelt het nog steeds als de dag van gisteren, omdat je nog zo dichtbij dat gevoel kunt natuurlijk. En omdat het een dag is die je nooit zult vergeten. We zijn altijd heel close gebleven met alle vrienden en familie. Op zijn verjaardag komen we heel vaak samen en staan we er op een positieve manier bij stil. Ik weet nog dat in de eerste paar jaar nadat het was gebeurd dat – of misschien wel het jaar erop – zijn ouders Frederique en Maurice een heel groot feest hadden gegeven bij hun thuis. Feest klinkt misschien een beetje gek, maar weer een soort van bedevaartsoorttrip 2.0. Dat het waanzinnig mooi was om daar op zo’n positieve manier met z’n allen bij stil te staan. Daar met zijn allen het glas te heffen eigenlijk, en er op die manier bij stil te staan. De sterfdag is een ander verhaal, dat is natuurlijk niet iets om op een positieve manier bij stil te staan. Een dag die altijd confronterend zal blijven, want je zult voor de rest van je leven weten hoe jij die dag zelf hebt ervaren. Het is eigenlijk nog steeds best lastig aan te voelen waar je die dag behoefte aan hebt. Er zijn momenten waarop ik het heel fijn vind om bij vrienden te zijn, op andere momenten vind ik het heerlijk om alleen te zijn en een beetje te zwelgen met een goed glas wijn, haha. Dus ik hou die dag eigenlijk altijd de agenda een beetje vrij. Dan kijk ik waar ik op dat moment aan toe ben. Maar wijn komt er meestal wel van te pas, haha. Toen ik net naar Londen was verhuisd kwam ik voor die momenten eigenlijk altijd terug. Dan kwamen we weer samen met Frederique en Maurice en zijn broertje Rein en zusje Digna. Dat was heel fijn. Maar ik heb zevenenhalf jaar uiteindelijk in Londen gewoond. Op een gegeven moment weet ik nog dat ik weer besefte van ‘ja, die dag komt eraan, jeetje, dan moet ik weer die dag terugvliegen’. Dat ik volgens mij een gesprek had met Sas en tot een realisatiemoment kwam van: rouwen is ook niet iets wat je fysiek bindt aan een plek. Het is fijn als je een plek hebt waar je naartoe kunt gaan en daar fysiek bij stil kunt staan, maar je kunt het op ieder moment en overal doen. Toen heb ik besloten om in Londen te blijven op die dagen en er daar bij stil te staan. Dat was ook weer een fase in het hele proces, eigenlijk.

L: Je zegt ‘fase’, herken je dat, dat rouwen in fases komt? Dat wordt natuurlijk vaak gezegd.

S: Ja, dat is natuurlijk moeilijk om te herkennen of erkennen als je er middenin zit. Maar ik was bijvoorbeeld vandaag aan het teruglezen, even op mijn laptop aan het kijken. Ik heb mezelf in die tijd brieven geschreven en ik weet nog heel goed dat ik hoorde van mensen dat als iemand overleed, die beginfasen echt als een roes meemaakt. Ik was me daar heel bewust van en dacht: nee, ik moet dit echt opschrijven, anders vergeet ik het. Ik wil er later misschien nog op terugblikken.

L: Dat is best bijzonder, dat je op zo’n moment denkt: dit wil ik vastleggen!

S: Echt heel bewust mee omgegaan, daarom schreef ik ook die brieven bijvoorbeeld aan Alexander zelf aan het begin. Ik was net een brief aan het lezen die ik een jaar nadat hij was overleden had geschreven. Bijzonder om dan je woorden terug te lezen en je te beseffen dat je nu een paar stapjes vooruit bent. Het gevoel is er niet minder om geworden, maar je perspectief misschien wel. Je kijkt er op een andere manier naar.

L: En lees je het weleens terug? Los van vandaag dan. Lees je weleens die oude brieven terug en hoe voelt dat dan?

S: Nou, ik moet zeggen, dit grote verdriet krijgt steeds meer een plekje, om maar een groot cliché te gebruiken. Dat wil niet zeggen dat het minder wordt of minder pijn gaat doen. Maar je leert er letterlijk mee te leven. Normaal speelt het zich eigenlijk een beetje af in een soort van parallelle universe in mijn hoofd. Maar af en toe krijg je natuurlijk een klap in je gezicht, dat kan op hele random momenten gebeuren. Waarop je beseft: hee, wakker worden, dit is niet alleen in een slechte film gebeurd, dit is jouw leven. Dit is jouw realiteit. Je moet jezelf hiermee confronteren. Die tussenposes worden eigenlijk steeds groter. Die momenten waarin je echt wordt overvallen door dat immense verdriet worden steeds minder, maar die zijn er nog steeds. Die zijn er voor mij ook nog steeds. Op zo’n moment ga ik het ook het liefst niet uit de weg. Als ik plannen heb gemaakt zeg ik dan ook al mijn plannen af en rijd ik meestal langs de slijter en koop ik de beste fles wijn die op dat moment tot mijn beschikking is, haha. En dan ga ik naar huis, pak ik zijn foto erbij en ga ik gewoon een potje keihard huilen op de bank. Dat donkere plekje weer even opzoeken en jezelf daarmee confronteren, het echt voelen, die pijn. Klinkt bijna een beetje masochistisch, maar...

L: Nee, helemaal niet! Ik vind dit echt… Ik heb hier jaren over moeten doen, om dit te kunnen, en ik kan het nog steeds niet zo goed. In de vorige afleveringen, het vorige seizoen, sprak ik met Gijs van der Sanden. Hij verloor zijn ouders op jonge leeftijd en heeft daar jarenlange therapie voor gehad, heeft een boek geschreven over dat je het inderdaad moet blijven voelen. Doordat hij dat mij een jaar geleden vertelde dacht ik: oh, dat is waar! Ik ben heel anders dan jij. Ik voel dan een beetje verdriet opborrelen en dan denk ik: nee, daar gaan we niet in, dat doen we niet. Dus dan laat ik juist mijn plannen doorgaan. Door hem leerde ik van: hee, ik moet dan inderdaad ook gaan zitten en de muziek van de begrafenis opzetten of zo, en lekker gaan huilen. Dat doe ik nu af en toe en dat helpt enorm.

S: Wat goed!

L: Maar dat gaat jou dus heel natuurlijk af. Dat is gewoon hoe jij dit soort dingen doet.

S: Ja! Omdat ik ook denk: als je het niet doet, en iets wegstopt, dat het je dan veel sneller inhaalt op een zwak moment. Dan is het beter als je het beetje bij beetje kunt laten binnensijpelen. En ik denk ook dat het een manier is om, wat jij zegt, het hoeft niet op een negatieve manier, dat rouwen. Het kan ook op een positieve manier. Eigenlijk zou dat het allerfijnste zijn, als je iemand op een positieve manier kunt gedenken en zijn lievelingsmuziek kunt draaien of een herinnering kunt ophalen. Ik denk dat je daar zelf, hoe moeilijk het ook is, veel meer aan hebt.

L: Wat voor rol speelt Alexander nu nog in jouw leven? Kun je eigenlijk een relatie met iemand onderhouden die dood is?

S: Iemand die is overleden? Ja, ik zie het echt zo dat Alexander deel is gaan worden van mij, of van ons allemaal. Ik neem hem mee, overal waar ik naartoe ga. Ik ben natuurlijk ontzettend gevormd of veranderd door deze hele ervaring. Maar het voelt alsof hij op een bepaalde manier altijd bij mij is. Soms wil je ook – dit klinkt misschien heel raar – hem even in leven houden, of even teruggaan naar dat moment. Soms vind ik het bijvoorbeeld heel fijn om naar zijn graf te gaan, zijn naam te lezen en het weer even écht te voelen. Of dan maar even herinneringen op te halen en foto’s te kijken. Ik heb zelfs nog al zijn appjes op mijn telefoon. Soms wil ik gewoon nog even dat donkere kamertje in mijn hart binnenstappen en weer even mezelf ermee confronteren. Dat is eigenlijk heel pijnlijk, maar ook wel weer heel fijn. Zo houd je misschien ook wel weer iemand bij je of in stand. Ik weet niet of jij dat herkent, op de een of andere manier?

L: Ehm… Ja, dat herken ik wel. Maar ik denk wel dat ik een heel ander rouwproces heb gehad dan jij. Ik denk dat de manier waarop iemand sterft heel bepalend is voor het rouwen dat volgt.

S: Zeker.

L: Dus ik denk niet dat je dat kunt vergelijken. Ik heb natuurlijk anderhalf jaar naar allebei die overlijdens toe kunnen leven. Dat is behoorlijk anders dan iemand die door een ongeluk zomaar opeens weg is.

S: Ongetwijfeld.

L: Dus dat kamertje zit er bij mij wel, maar dat is meer ingebakken in alles, of zo. Vooral met mijn moeder, omdat het al zo lang geleden is.

S: Misschien heb je niet zoveel levendige herinneringen?

L: Aan haar niet? Nee. Aan haar in ieder geval niet. Maar Renate bijvoorbeeld, ik praat bij voorkeur over haar in de tegenwoordige tijd. Ook al is ze nu bijna drie jaar dood.

S: Ja?

L: Ja. Maar iemand zei laatst tegen me: ‘Oh ja, jij had een hele bijzondere band met Renate.’ Dan corrigeer ik diegene en zeg ik: ‘Nee, ik héb een hele bijzondere band met Renate.’ Ze is dan misschien wel dood, maar ik heb nog steeds een band met haar. Die is nog steeds bijzonder. Als iemand dan zegt ‘ja, Renate was zo wijs’, denk ik: nee, ze ís wijs. Ik vaar nog steeds op haar wijsheden!

S: Ik herken dat wel! Misschien dat ik daarom ook aan het begin liever zei ‘ik heb een vriend’ dan ‘ik had een vriend’.

L: Ja. Hoe noem je hem nu? Zeg je nu ‘het is mijn ex’, of?

S: Dat is ook zoiets raars! Ik zeg nu – als ik mensen niet te erg wil shockeren – ‘mijn vorige vriend’, haha.

L: Ja precies, haha.

S: Ik kijk altijd even hoe de mood is, haha.

L: Mijn vorige vriend, ja, dat snap ik wel. Want een ex, je hebt het nooit uitgemaakt.

S: Ik heb het nooit uitgemaakt, precies!

L: Nee, dat begrijp ik. Hoe reageren mensen als je het wel vertelt?

S: Nou, dat hangt natuurlijk af van de situatie en de persoon. Soms wil je ook niet de ander shockeren of een gesprek heel beladen maken. Ik houd daar wel altijd rekening mee. Toen ik net naar Londen verhuisde heb ik het de eerste zes maanden aan niemand verteld, om de reden die ik noemde. Ik weet nog dat ik met de klasgenootjes waarmee ik een master deed naar Italië ging voor een studiereis. Op een gegeven moment vroeg ze: ‘Goh maar Son, heb je een vriend?’ Dat ik nog een beetje eromheen draaide van ‘ja, maar nee niet echt, een beetje ingewikkeld’. ‘Oh, hoezo dan?’ Dat ik wel met de aap uit de mouw moest komen en moest vertellen dat hij anderhalf jaar geleden was overleden. En iedereen zo in shock natuurlijk, maar vooral omdat ze zeiden van: ‘Oh, van jou hadden we dat het minst verwacht, want jij bent zo’n positief persoon.’ Dat vind ik ook wel bijzonder, het beeld dat mensen dan hebben bij rouwende mensen. Dat die altijd aan het zwelgen zijn, altijd in het zwart gekleed, haha.

L: Ja precies, rouwen is ook maar gewoon wat van de dag proberen te maken.

S: Precies!

L: Je zei dat het je heeft gevormd en veranderd. Op welke manier?

S: Ik denk dat als je zoiets ingrijpends meemaakt op zo’n jonge leeftijd – ik was 23, hij 24 – dat het je ongetwijfeld veranderd en vormt en in één klap volwassen maakt. Ook wel bijzonder hoe je opeens het leven echt op een andere manier gaat zien. Letterlijk heb ik de belofte die ik op de begrafenis heb gemaakt – ik ga al onze dromen alsnog waarmaken en leven voor twee – heb ik volgens mij zo goed als mogen proberen waar te maken.

L: En als je zegt ‘ik ben het leven op een andere manier gaan zien’? Op wat voor manier is dat dan?

S: Nou je gaat natuurlijk veel intenser leven. Ik weet dat veel mensen zeggen van: ‘Goh, leef je dag alsof het je laatste is.’ Dat soort dingen, er zijn natuurlijk maar weinig mensen die dat echt zo doen. En laten we eerlijk zijn: je moet niet alles in het leven in dit kader willen plaatsen of op deze manier willen relativeren, want nothing would make sense anymore. Het leven heeft ook een flinke dosis oppervlakkigheid nodig. En dat is ook maar goed ook. Dat is ook fijn, dat je dat snel beseft. Ook al ben je op dat moment alles kwijt wat je leven voor je gevoel zin geeft. Dat je toch een soort oerkracht in je hebt, die gewoon doorgaat. Dat je ook weer in korte tijd, ook al ligt je hart in puin, kunt genieten van je cappuccinootje, haha. Of andere kleine dingen in het leven. Nou ja, dat is natuurlijk heel fijn. In die zin ben ik denk ik wel intenser en dankbaarder gaan leven. En heb ik echt op een hele harde manier geleerd dat het leven niet vanzelfsprekend is. Zelfs de mensen in je leven waarvan je uitging dat die er voor altijd zouden zijn, dat dat ook niet zo hoeft te zijn. Dat het leven zomaar een flinke wending kan nemen. Dat niemand eigenlijk weet hoeveel dagen ons zijn gegund. Niemand weet wat er daarna met ons gebeurt. Maar we weten wel dat we vandaag de dag hier samen zijn. Fijn om daar dan het allermooiste van te maken.

L: Ja, absoluut. Ik denk dat er op die manier naar kijken de voorkeur heeft. Maar ik denk dat ik een van nature minder positief persoon ben dan jij, een wat pessimistischere aard heb, haha.

S: Wat ook helemaal okay is hoor! Soms gaat het ook gewoon om de dag doorkomen. Dat is ook okay

L: Ik ben ook opgegroeid met de diepe wetenschap dat niks vanzelfsprekend is. Dat je echt niet weet hoe het gaat lopen. Bij mij heeft dat als uitwerking dat ik juist angstiger ben in dingen. Niet dat ik dingen niet doe, maar ik denk dus steeds: ja, het kan morgen over zijn. Dat zorgt er bijna voor, als ik me daar echt helemaal aan over zou geven, dat ik bijna niet meer naar buiten wil. Dat ik denk: nou, het is allemaal zo gevaarlijk. Ik zou ook heel graag iemand willen zijn die heel erg de dag gaat plukken en denkt: het kan allemaal volgende week over zijn dus ik ga er wat van maken. Maar ik merk dat ik toch meer de andere kant op hang en allerlei manieren zie om dood te gaan.

S: Maar dat is ook heel logisch dat je dat hebt. Ik herken dat ook wel, die angst om niet nog een keer mee te maken wat je al hebt meegemaakt.

L: Die angst heb jij wel?

S: Ja, die angst heb ik enorm!

L: Maar hoe ga je daar dan mee om?

S: Ja, hoe ga je daar mee om… Niet teveel voeden, I guess. Erover praten. En ook accepteren dat je het leven letterlijk niet in de hand hebt. Je druk maken om iets wat nog niet is, brengt je ook niet verder.

L: Op zijn goed Engels: worrying is suffering twice.

S: Ja.

L: Dat wordt heel vaak tegen mij gezegd, omdat ik dus wel zo iemand ben die zich overal zorgen over maakt.

S: Angst voor iemand verliezen…

L: Maar ik vind het dus bewonderenswaardig dat jij daar op die manier naar kunt kijken, want ik had me ook helemaal kunnen voorstellen, zeker als er een nieuwe geliefde komt, dat je allemaal panische angsten gaat krijgen dat je dat nog een keer gaat overkomen.

S: Ja, ik weet wel nog dat ik een keertje met Boudewijn, mijn vriend, door Londen fietste. Hij ging heel snel een kruispunt door rood doorkruisen, hier in Amsterdam is dat misschien heel normaal, maar daar vinden ze dat allemaal veel te wild. Ik weet nog dat ik overmand werd door een gevoel van angst en verdriet. Boos werd ik ook op hem! Je moet voorzichtig zijn, ik wil niet dat jou iets overkomt. Hetzelfde heb ik nu bijvoorbeeld bij mijn ouders. Dat is natuurlijk een realistische angst, dat je op een gegeven moment afscheid moet gaan nemen van je ouders. En omdat je inmiddels zo goed weet hoe dat voelt, ongewenst afscheid moeten nemen van iemand, wil je dat natuurlijk ten alle kosten vermijden en doet het heel erg pijn te beseffen dat die dag eraan komt. Dat is voor mij een heel pijnlijk besefmoment. Maar daar wil ik liever niet teveel bij stilstaan.

L: Nee precies. Maar ook dan met zo’n moment in Londen bij zo’n kruispunt, dan herken je natuurlijk waar dat vandaan komt, dat geef je dan even de ruimte en dan besluit je dat dat niet je leven moet gaan beïnvloeden?

S: Ja eigenlijk wel. Ik schrok ook een beetje van mijn eigen reactie. Mijn vriend zei ook: ‘Huh, maar waarom word je nu zo boos? Het is toch heel normaal om door rood te fietsen. Ik doe dat toch vaker, het is toch niet zo erg? Ik had toch de situatie bekeken, het was toch veilig? Er kwam geen verkeer. Waarom reageer je zo?’ Toen besefte ik zelf: ik reageer zo omdat ik je niet kwijt wil, omdat ik het heel angstig en confronterend vind. Dan kunnen we het er samen over hebben. Hij kan er ook heel goed met me over praten, wat heel fijn is. Dan is het ook weer een soort van benoemd en kunnen we ook weer door. Dan blijven we daar niet te lang in hangen of zo.

L: En jij dus ook niet.

S: Ik dus ook niet. Daarom denk ik ook dat, voor iedereen werkt er iets anders hoor, maar voor mij is praten – en kies je mensen – een heel belangrijk onderdeel geweest van het hele rouwproces. Het kan bijna therapeutisch werken, eigenlijk.

L: Ben jij in therapie geweest eigenlijk?

S: Nee. Ik heb daar altijd heel erg voor opengestaan, en nog steeds. Misschien komt er een dag dat ik het heel anders bekijk, je weet het niet. Rouwen is een heel lang proces. Ik denk dat praten geweldig is, of het nou met een therapeut is of met iemand anders. Uiteindelijk zal een therapeut je ook niet antwoorden geven op alle vragen die je hebt. Die stelt gewoon de juiste vragen of houdt je een spiegeltje voor, maar de antwoorden zitten al in jou. Ik kan er zo enigszins op terugblikken. Ik zit er natuurlijk nog middenin, maar ben al een paar stappen verder. Ik weet nog dat ik dacht: oh, zal deze fysieke pijn ooit over gaan? Zal ik ooit weer gelukkig worden? Of met iemand anders zijn? Ik hoop dat ik op deze manier door mijn verhaal te delen andere mensen misschien weer wat hoop kan geven. Want alles is een fase en je zal hier uit komen.

L: Je woont nu weer in Amsterdam. Hoe is dat dan?

S: Als een warm bad, moet ik zeggen. En het is ook bijzonder om weer nieuwe herinneringen op te bouwen. Dat is wel iets bizars, natuurlijk, aan iemand verliezen of achter je laten. Je gaat natuurlijk weer nieuwe herinneringen opbouwen zonder die persoon. Sterker nog, die persoon groeit niet mee. Hij was 24, Alexander, toen hij overleed. Hij zal in mijn herinneringen altijd de jongen blijven van 24. Dat is heel bizar om te beseffen.

L: Fantaseer je weleens over hem, hoe hij dan eruit zou zien of wie hij dan zou zijn als hij net zo oud zou zijn als jij?

S: Ja! Ik doe dat ook weleens met vriendinnen die hem hebben gekend. ‘Goh, wat zou er nu van hem zijn geworden.’

L: Wat voor beeld schetsen jullie dan van hem?

S: Hij studeerde rechten en wilde strafrechtadvocaat worden. Ik denk dat hij dat zeker was geworden en heel goed was geweest. Ik denk dat hij veel mensen op een positieve manier zou hebben geholpen in het leven. Hij stond altijd voor iedereen klaar. Het liefst de underdog wilde hij helpen. Geen twijfel over mogelijk dat hij een bijzondere bijdrage had geleverd op deze wereld.

L: Mooi… Ik ben heel benieuwd welk nummer je hebt uitgekozen.

S: Ja! Het is het nummer High van Lighthouse Family. Dit is eigenlijk wel een bijzonder nummertje, voor mij althans en misschien voor meerdere personen die dichtbij hem stonden. Het is namelijk het laatste nummer wat hij heeft aangevraagd toen hij in de auto zat, voor het ongeluk is gebeurd.

L: Ah, wauw.

S: Het is ook een heel bizar toepasselijk nummer qua tekst. We hebben het ook afgespeeld op de dag van de begrafenis. Ik weet nog dat we toen met alle vrienden om de kist stonden, allemaal keihard dit nummer te schreeuwen. Dat was een bijzonder moment.

L: Ja, dat snap ik.

S: Dus altijd als dit nummer opeens op de meest random momenten voorbij komt, dan roept dat altijd die herinneringen op, dat is wel bijzonder.

[start muziek]

Previous
Previous

Aflevering 12 – Gijs | ‘Ik wilde hem inprenten dat het goed met mij ging, zodat hij met een gerust gevoel dood kon gaan.’

Next
Next

Aflevering 10, Lara: ‘Waar niemand je voor waarschuwt is dat het dan pas begint. En wat doe je dan.’